2005 Reisverslag Apusenigebergte Padis, Arjan van Leest

Reisverslagen > Reisverslag Apusenigebergte/ Padis, Arjan van Leest

Dit reisverslag is gemaakt naar aanleiding van een reis die ik heb ondernomen in de vroege lente van 2005. Het verslag hieronder kan de indruk wekken dat het gebied door sneeuw moeilijk begaanbaar is en er vaak sprake is van slecht weer. In de zomer zal de sneeuw zal zo goed als verdwenen zijn en het weer is dan stabiel met weinig regen en veel zon.

Arjan van Leest

29-05-2005 In Cluj begonnen. Trein genomen naar Huedin (richting Oradea). Stukje gelopen. 3X gelift. 1X met een mix van een tractor en een jeep. We mochten achterin en je kon zo door de bodem heenkijken. Jammer genoeg was ik zo met mijn eigen veiligheid bezig –ik zat niet helemaal stabiel met mijn loeizware rugzak- dat ik geen tijd meer had om foto’s te maken. Inderdaad, ik was te bang om eraf te vallen. Uiteindelijk kwamen we vroeger dan verwacht al aan in Rachitele (+ 900 meter). Gewapend met een kaart van het gebied (schaal 1:200.000) trokken we de bergen in over een breed pad.

Na enkele uren lopen komen we aan bij de watervallen van Rachitele. Waterval van zo’n 30 meter hoog die je niet direct verwacht op deze plek. Verder het pad volgend, moest volgens de kaart een pad naar links zijn. Dit pad wilden we nemen, zodat we al spoedig konden lopen op onze gedetailleerde kaart van 1: 30.000. Nadat we het pad hadden gevonden en daar ongeveer 20 minuten op hadden gelopen stortte ik in. ’s Nachts uitgaan tot 4:00 uur en dan 2 uur later opstaan om vervolgens een hele dag te gaan wandelen is geen goed idee…We stoppen aan de rand van een beek op een klein natuurlijk grasveldje. Even een ‘power nap’ en daarna de keuken in. Na een heerlijke maaltijd van de firma Knorr komen onze mannelijke genen bovendrijven: er wordt een kampvuur gemaakt. In de schemering doe ik vervolgens een poging –volgens Mandavi een belachelijke- om een wolf te imiteren en hen zo te lokken. Na dit nachtelijke gehuil vallen we al snel in slaap.

30-05-2005 Ik word om 11:00 wakker, eindelijk uitgeslapen. Vandaag gaan we naar Padiş lopen. Het meest interessante gebied van de Apuseni met grotten, valleien, canyons en zelfs ijsgrotten. Gemotiveerd lopen we het pad af. Al snel gaat het pad flink stijgen, bijna op de top houdt het pad op. Wat te doen? Teruggaan, of het kompas volgen dwars het bos in. We besluiten een stukje terug te gaan en een zijweg te volgen. Deze loopt na een tijdje in de goede richting. Op de afgeplatte top (+ 1600 meter) begint het te onweren. Tijd om te gaan schuilen. Na het onweer gaan we op zoek naar de blauwe verfstreepjes die ons zullen leiden naar Padiş. Overal zijn extra paden gemaakt t.b.v. de boomkap. Gelukkig vinden we toch enkele blauwe strepen.

Schijnbaar niet blauw genoeg, want het leidt nergens heen. We nemen het andere pad, dat uiteindelijk de verkeerde richting opgaat. Na 1,5 x zoeken en proberen naar het juiste pad, komen we tot de conclusie dat de kaart niet geheel klopt en gaan we op avontuur: we gaan de bossen in met het kompas hopende het ‘blauwe’ pad te bereiken. De juiste richting volgend worden we al snel geconfronteerd met een steile afdaling, overgaand in rotsblokken. Naar beneden kijkend en ziend dat de weg nog lang en gevaarlijk is, zeker met onze rugzakken, staken wij onze heldhaftige poging.

Bij een gebrek aan betere opties nemen we een pad terug naar het noorden. Aan het eind van de dag zijn we letterlijk weer terug bij af: onze kampeerplek. We lopen het smalle dal uit en komen weer terecht op het grote pad, het pad dat langs de waterval van Raçhitele loopt. Die maar volgen dan, dan vinden we morgen vast wel de blauwe strepen… Na een klein uurtje lopen komen we bij een picknickplaats aan. Stroompje, mogelijkheid tot kampvuur: perfect. Moe maar niet geheel voldaan beginnen we aan ons avondritueel: tent opzetten, kampvuurtje maken, koken. Op de achtergrond het geluid van hoenders (auerhoenen?). Morgen zal het nog mooier zijn, dan gaan we naar Padiş.

31-05-2005 Redelijk op tijd lopen we het pad af. Al snel splitst het pad zich in 4 verschillende paden. Volgens de kaart moeten er twee echt zijn, de overige twee zijn gemaakt door houthakkers. Maar welke is ‘ons’ pad? Deze keer blijkt de kaart wel handig. Gewoon het beekje stroomopwaarts volgen. Er loopt ook een pad langs, dus het was niet al te moeilijk. Totdat dit pad ophield te bestaan. Het terrein is makkelijk en de blauwe strepen moeten dichtbij zijn, we vertrouwen op het kompas en lopen de rimboe in. We bereiken de top en komen hier rode vierkantjes tegen maar geen blauwe strepen.

Oriëntatie blijkt al snel relatief gemakkelijk omdat we boven de boomgrens zitten en nu ruim uitzicht hebben. Als we het zuidoosten aanhouden dan moeten we het beekje ‘La Nimaiasa’ kruisen en dan kan het niet ver meer zijn naar de langverwachte blauwe streepjes. We dalen de berg af en zien al snel het beekje, onze harten beginnen sneller te kloppen. Beekje oversteken, paar honderd meter lopen, en wat ziet mijn scherpe oog? Inderdaad een vaag overblijfsel van een blauwe streep. We kunnen er nog niet echt om juichen, want dit hebben we eerder meegemaakt. Na een bescheiden rondedans hervatten we onze missie. Aan de beek treffen we op een steen een blauwe streep en nog een, en nog een. We hebben de route gevonden! Padiş, here we come! Enthousiast lopen we verder richting de berg de ‘Miclau’ (+1640 meter). En net als gisteren begint het weer te onweren. Het onweer valt mee, maar het regent wel hard. Omdat er nauwelijks wind is duurt het ook nog eens lang. Na bijna 2 uur is het droog en hervatten we de wandeling.

Het pad leidt ons over een plateau dat een beetje Schots aandoet. Weinig begroeiing hier en bewolkte luchten. Hier en daar enkele sneeuwflarden met daarnaast krokusjes, die direct na het smelten van de sneeuw opkomen en even snel weer verwelken. Aan de linkerkant ligt het dal waar we uiteindelijk in moeten gaan afdalen. Grote mistbanken komen op ons af en soms verdwijnen we voor een tijdje in deze laaghangende bewolking. Na een redelijke lange wandeling over het plateau gaat de route naar links, het dal in. Donkere wolken pakken zich samen en we besluiten door te lopen. Bij de eerste druppels gaan we schuilen, want we weten ondertussen hoe het weer hier werkt. Als het hier eenmaal regent dan duurt het nog wel eventjes. Teleurgesteld hijsen we ons in onze regenpakken en wachten de regen gelaten af.

De regenbui intensiveert echter. Later kom ik erachter dat Apuseni het natste gebied van Roemenië is met een jaarlijkse gemiddelde neerslag van 1400mm. Omdat het tegen het begin van de avond aanloopt besluiten we onze tent op te zetten (+1300 meter). Binnen koken en vroeg naar bed.

01-06-2005 De nieuwe maand begint redelijk goed. Er is zon en er zijn weinig wolken. We drogen onze kleren en werpen een blik op de kaart. Wat blijkt? We zijn slechts een paar honderd meter van Padiş verwijderd. Het dreigende onweer van gisteren en het gebrek aan een beschermhoes voor de kaart heeft ertoe geleid dat we een tijdje niet op de kaart hadden gekeken. Niet zo erg, maar als we een half uurtje hadden doorgelopen hadden we ook in een warme hut kunnen slapen…Conclusie: vandaag gaan we echt naar Padiş, het kan nu niet meer misgaan.

Een van de toeristische hoogtepunten ligt om de hoek, het is de ‘Cheile Somesului Cald’. Het ziet er op de kaart indrukwekkend uit: veel grotten en steile wanden. Na het aanvullen van onze watervoorraden bij een van de vele aanwezige bronnen gaan we richting het ‘beloofde land’. Bij het binnengaan van Padiş valt al snel de landschappelijke verandering op. Er zijn her en der rare gaten te zien, die noemt men dolines. Dolines, die ongeleidelijk de diepte ingaan.

Sommigen zijn maar enkele meters diep, anderen enkele tientallen meters. Hier wordt de geologische term karstgebied aan gegeven. Karst komt voor in kalkrijke gebieden waar de erosie niet alleen een schurende werking heeft op het gesteente maar ook een chemische werking. Dit laatste leidt tot bizarre taferelen zoals: grotten, canyons, onderaardse rivieren en dolines. Klinkt goed, laten we een kijkje nemen. De route daalt af, al gauw komen we de eerste sneeuw tegen. Vrij veel voor de tijd van het jaar op zo’n hoogte, vind ik. De route gaat een ravijn in. Onder het smeltende sneeuwveld ontpopt zich een stroompje, deze gaat de grot in. Maar waar loopt de route? De route volgt het stroompje, de route gaat de grot in. Moet een bijzonder wandelpad zijn. We hebben wel een zaklamp bij ons, maar het smeltende sneeuwveld met het water daaronder doet ons besluiten terug te keren.

Op onze terugweg komen we de eerste toeristen sinds Cluj tegen, een groepje Tsjechen. Zij zijn van plan de grot in te gaan. We krijgen gauw spijt van onze gemiste kans, verstoppen onze rugzakken, nemen wat eten en een zaklamp mee en proberen de Tsjechen te volgen. Ze hebben weliswaar een flinke voorsprong op ons, maar nu kunnen we ongedwongen kijken hoe zij de grot zijn binnengetreden door het volgen van hun voetsporen. We volgen de sporen en gaan de grot in. Al snel blijkt de zaklamp nodig. De route is niet moeilijk maar wel nat en zeker onverantwoord om in je eentje te doen. Een rondspringende kikker vergezelt ons op onze onderaardse tocht. Na een tijdje komen we de Tsjechen weer tegen, ze zeggen dat we niet verder kunnen i.v.m. een ‘glacier’. Met die gletsjer viel het wel mee, maar inderdaad vormt een dik pak sneeuw wel een ware muur. Omkeren dus. Terug naar de rugzakken met een voldaan gevoel, ondanks dat we niet verder konden.

Eventjes later pakken donkere wolken zich samen. Er moet een hut (‘Cabana Varasoaia’) vlakbij zijn, dus daar kunnen we wel schuilen. Daar komen we nog wat toeristen tegen en bestellen wat soep, chocola en bier (11:30, moet kunnen…). Een momentje nadat ik de soep besteld heb krijg ik een déjà vu. Ik heb namelijk wel eens eerder in Roemenië, zonder te weten wat ik zou krijgen, soep besteld. Dat was niet zo goed bevallen: pensensoep. Het is echt goor, het smaakt naar kots en het schijnt een ‘specialiteit’ te zijn in de Roemeense Karpaten. Ik laat het proeven over aan Mandavi. Hij vindt het lekker, maar helemaal vertrouwen doe ik hem niet. Toch maar even voorzichtig proberen. Mijn achterdocht krijgt gelukkig geen gelijk en sinds een paar dagen hebben we eindelijk weer eens iets fatsoenlijks achter onze kiezen. Met een volle maag vertrekken we weer, want het slechte weer heeft eindelijk eens niet doorgezet. Zullen we geluk hebben en zal het droog blijven vandaag?

Het moet vandaag mogelijk zijn ‘La Grajduri’ te bereiken. Radu, de eigenaar van het hostel in Cluj, raadde me aan hier te gaan kamperen. Een vriend van hem verkoopt hier bier. Vaag verhaal, we hebben zelfs een ansichtkaartje meegekregen die we aan hem (Meneer Corniel) moeten overhandigen. Ben benieuwd. Onderweg komen we vele dolines tegen. De meesten klein van formaat en vol amfibieën. Verschillende soorten kikkervisjes en vooral veel alpenwatersalamanders. En wat ziet mijn geoefend oog in een karrenspoor? Geelbuikvuurpadden! Dit zijn kleine padjes met een mooie gele buik. Ze leven graag in warm ondiep water, dus karrensporen zijn ideaal. In Nederland komt hij alleen in Zuid-Limburg voor en is daar zeer zeldzaam. Hier heb ik er naar schatting zo’n 30 a 40 gezien, overigens alleen in Padiş.

Aan het einde van de middag komen we aan bij ‘La Grajduri’. Er staat een huisje en er zijn wat mensen bier aan het drinken. Dat ziet er goed uit! Een van hen blijkt onze ‘vriend’ te zijn. We besluiten onze tent op te zetten op dit mooie veld langs een langzaam helder stromend beekje. Het is nog lang niet donker, dus is er tijd om de toerist uit te hangen. Op naar ‘Cetatile Ponorului’.
‘Cetatile Ponorului’ zijn 3 gigantische dolines; 1 van 100 en 2 van 120 meter diep. Het uitzicht vanaf de balkons is adembenemend. Hopelijk zijn die houten balkonnetjes stevig genoeg…Een steile afdaling volgt de dolines in. We moeten oppassen dat we elkaar niet raken met vallende stenen. De doline ligt vol sneeuw, echter vrij makkelijk begaanbaar. Na het passeren van een kleine besneeuwde grot moeten we weer wat klimmen. Een gigantische tunnel openbaart zich voor ons. Volgens de kaart is hij ongeveer 50 meter lang en ik schat zo’n 60 meter hoog. Zeer indrukwekkend in ieder geval. Daar willen we natuurlijk wel in. De normale route is zeer moeilijk begaanbaar, door het vele smeltwater. We maken zelf een alternatieve route door te klimmen op de grote keien die hier in het water liggen. Het is niet echt makkelijk maar we bereiken toch de droge zijde in de tunnel. De rivier komt hier letterlijk uit de grot gesprongen.

De karstverschijnselen geven het gebied een magisch aanzien. Mandavi maakt terecht een opmerking dat enkele scènes uit ‘The Lord of the Rings’ hier best hadden kunnen worden opgenomen. De route volgend de tunnel in stuiten we aan de andere kant al gauw op een zeer lastige barrière. Het pad is flink besneeuwd, op sommige plekken zelfs verijsd. Een steil pad met aangevroren sneeuw ligt voor onze voeten te wachten. We besluiten de uitdaging aan te gaan. Ik maak met mijn bergschoenen het spoor voor Mandavi die slechts gympen aan heeft. Na enig gepruts raken we boven. Het is een gigantisch gat; 100 meter diep en honderd meter doorsnee met een tunnel. Fantastisch mooi! Maar waar is de route? Shit, de route loopt hier alleen maar een rondje, we moeten dus terug over de sneeuw. Maar nu dalen, dat is toch wat moeilijker.

Bij terugkomst op de `camping´ lonkt het bier. Na wat biertjes raken we in gesprek met Corniel. Hij vertelt ons over zijn leven, Padiş, de camping en wilde dieren. Er komen hier nog lynxen, beren en wolven voor. Al is de kans dat je ze tegenkomt zeer klein. Op een gegeven moment horen we wel een wolfachtig geluid en ik kijk Corniel vol verwachting aan. Nee, het is geen wolf zegt hij, maar het is wel een hond die een wolf wegjaagt. Hij herkent de geluiden, want zijn vader is herder geweest. Een herdershond die een wolf wegjaagt, en dus de schapen beschermt, maakt veel langere vocale uithalen dan wanneer hij bijvoorbeeld voor een mens of auto blaft. Het blaffen duurt zo’n 10 minuten en een half uur later horen we een andere hond dezelfde geluiden maken: de wolf verplaatst zich.

02-06-2005 Vandaag zullen we uit Padiş vertrekken. Corniel zou voor ons een lift regelen. Als we om een uurtje of 11 terug zouden zijn dan konden we eerst nog wat gaan wandelen. We kunnen natuurlijk niet uit Padiş vertrekken zonder een ijsgrot te hebben gezien. De ijsgrot ‘Focul Viu’ is een relict uit de ijstijd. Er is ooit ijs ingekomen en het is er nooit meer uitgegaan. De ingang is half dichtgesneeuwd en de binnenkant kenmerkt zich door sneeuw en stalagtieten en –mieten van ijs. Ziet er vrij surrealistisch uit. Het mooie is dat je er alleen te voet kan komen en dat de kans dat je er iemand tegenkomt dus klein is. Bovendien is het gratis. Onze laatste bezienswaardigheid is ‘Groapa de la Barsa’. Dit is een soort minicanyon met karstverschijnselen, zoals grotten en onderaardse rivieren. Ook hier liggen op 1100 meter nog flinke pakketten sneeuw. Met enige moeite banen wij ons hierdoor een weg. De kleinschaligheid, afgewisseld met zon, sneeuw en vele mooie bloemen maken dit gebied bijzonder.

Terug bij de ‘camping’ heeft Corniel een auto geregeld. Een jeep brengt ons weg naar een splitsing waar we vervolgens met een andere auto verder zouden gaan. Onze chauffeur schijnt een houthakker te zijn en hij moet met zijn collega’s nog wat hout opladen op wat later onze taxi zal worden. Na anderhalf uur wachten mogen wij in de met vlaggetjes versierde en met mariabeeldjes ingerichte cabine gaan zitten. Tergend langzaam rijden we Padiş uit met deze met boomstammen geladen truck. Als we het cassettebandje bijna voor de vierde keer helemaal hebben beluisterd bereiken we onze bestemming. Vanaf daar liften we verder naar Oradea, op weg naar de bewoonde wereld.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.