Oradea

Plaatsen > Oradea

Oradea (Nagyvarad in het Hongaars) is een stad in de provincie Bihor, in Westelijk Transsylvanië. Oradea  ligt op 12 km van de grens met Hongarije. Ze telde in juli 1997 ca. 221 duizend inwoners. De stad ligt aan de Snelle Cris en is de hoofdstad van de provincie Bihor. Het is een belangrijk economisch sociaal en cultureel centrum met industrie (machinebouw chemie) een jonge universiteit en toerisme (op korte afstand liggen de geneeskrachtige bronnen van Baile Felix).

De meeste mensen zullen met grote snelheid door de verpauperde stad Oradea heen scheuren. Toch is dat niet terecht. Oradea is namelijk een mooie ‘jugendstilstad’. Tevens biedt de stad een scala aan neoclassicistische gebouwen uit oude gloriedagen. Winkelcentrum de Zwarte Adelaar aan de Piata Unirii is het mooiste voorbeeld van Jugendstil bouwstijl.

Oradea is een van de meest pittoreske stadjes in het westen van Roemenië, evenals een belangrijk cultureel centrum. Aan het begin van de vorige eeuw werden de meeste oude huizen van de stad herbouwd en aangepast aan de toenmalige trendy bouwstijl uit Wenen, genaamd “Sezession”, met zijn rijkelijk versierde gevels van lichtroze, groen, blauw en wit. Om een ​​gevoel te krijgen voor het verleden van de stad, slentert u het beste rond in het oude centrum en bezoekt u het Museum van de Cris-rivieren, gehuisvest in een prachtig 1770 barok paleis met 365 ramen gemodelleerd naar het Belvedere in Wenen.

De naam Oradea
Oradea (‘Orádja’) is de Roemeense naam van de stad. Op sommige kaarten heet de stad Oradea Mare ( Mare = groot). Dat is een gedeeltelijke vertaling van de Hongaarse naam van de stad die Nagyvárad luidt. Várad betekent ‘kleine burcht’ nagy ‘groot’. Várad werd Nagyvárad ter onderscheiding van een andere kleinere stad Várad. De naam ging zo eigenlijk ‘Grote Kleine Burcht’ betekenen. De Duitse naam Großwardein is eveneens een gedeeltelijke vertaling van de Hongaarse naam.

Geschiedenis
De Hongaarse koning Ladislaus I bouwde in de elfde eeuw de burcht en stichtte het bisdom van Oredea. Hij en andere Hongaarse koningen werden er begraven. De Mongolen verwoestten de stad in 1241 en 1242. De eerste Turkse belegering kwam in 1474. Nadat de Turken het koninkrijk Hongarije grotendeels had veroverd 1526 viel het restant in twee delen uiteen: een deel werd Oostenrijks de rest werd een onafhankelijk vorstendom Transsylvanië of Zevenburgen. Oradea werd in 1570 (Verdrag van Spiers) met de rest van het Partium aan Transsylvanië toegevoegd. Een nieuwe verwoesting volgde in 1660 toen de Turken de stad innamen en er een pasjalik stichtten. Tot 1692 bleef Oradea Turks.

In 1692 veroveren de Oostenrijkse Habsburgers de stad (en kort daarop ook het eigenlijke Transsylvanië). Tot 1919 blijft de stad Habsburgs en vanaf 1867 het jaar waarin de Dubbelmonarchie ontstaat en Oostenrijk en Hongarije gelijke partners worden is de stad weer Hongaars.

In 1919 wordt de stad door Roemeense troepen ingenomen en in 1920 wijst het Verdrag van Trianon Oradea aan Roemenië toe. Hongarije was immers een van de verliezers van de Eerste Wereldoorlog. De stad verloor de helft van haar achterland (dat Hongaars bleef) wat de voornaamste reden was voor het inzettende verval. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezet Hongarije de stad (1940-1944). Na de oorlog zucht de stad onder het regime van Nicolae Ceausescu.

In de 20ste eeuw is de samenstelling van de bevolking sterk veranderd: in 1910 sprak 91% van de inwoners Hongaars nu een derde. Oradea is nu vooral een Roemeense stad. Het aandeel van de joden (voor de oorlog een kwart van de bevolking) is zeer klein geworden. De joodse bevolking heeft de oorlogsjaren grotendeels niet overleefd.

Stadsbeeld
Oradea is ondanks het verval van de laatste decennia een zeer bezienswaardige stad. Twee perioden domineren het stadsbeeld: de barok en het fin-de-siècle. Daarbij moet worden opgemerkt dat de belangrijkste barokmonumenten zich even buiten het centrum bevinden zodat de gebouwen van de secessie Oradea meer karakteriseren dan die van de barok.

Tegenover het winkelcentrum staat het mooie neoclassisistische stadhuis. Interessant om te weten is dat het klokkenspel om het uur de Mars van Avram Iancu (typisch voorbeeld van nationalisme) speelt. Aan het drukke plein waar het zich bevindt, staan ook nog een mooie bibliotheek en een paar aardige kathedralen. De Maankathedraal op de hoek van het plein is bekend om het uurwerk dat de maanstand aangeeft.

Vanaf het plein voor het winkelcentrum loopt een lange boulevard naar het neoclassicistische theater aan de Piata Republicii. Schuin tegenover het theater staat het in het oog springende hotel Astoria dat met haar jugendstilvormen een beetje oosters aandoet. Ten oosten van Piata Republicii vind je twee kleine museumpjes, gewijd aan twee bekende dichters die een jaar of honderd geleden in deze stad woonden: Endre Ady, een Hongaarse dichter en Josif Vulcan, een Roemeense dichter.

In het paleis met de 365 vensters is een districtsmuseum over Crisana gevestigd. Bijzonder in dit museum zijn de collectie van 14.000 beschilderde eieren en de gravures van Albrecht Dürer. Alleen de eerder genoemde bezienswaardigheden zijn al genoeg voor een uurtje of twee.

De barok wordt vertegenwoordigd door de achttiende-eeuwse kathedraal de grootste rooms-katholieke kerk in Roemenië. Ernaast staat het bisschoppelijk paleis uit 1750-1779 (architect: Franz Hillebrandt) dat tegenwoordig het regionale museum herbergt (geschiedenis kunst etnografie en natuurlijke historie). Het gebouw geldt als het belangrijkste laat-barokke gebouw in Roemenië.

Het eigenlijke centrum van de stad wordt gedomineerd door twee grote pleinen een weerszijden van de rivier de Snelle Cris (Crisul Repede): het Plein van de Eenheid (Piata Unirii) en het Ferdinandplein (Piata Ferdinand). Aan het Plein van de Eenheid het jongste plein dat ooit de naam van de stichter van de stad droeg (zijn standbeeld is vervangen door dat van de Roemeense woiwode Mihai Viteazul) staat de achttiende-eeuwse Maankerk (zo genoemd doordat in de gevel de kwartieren van de maan worden aangegeven. Opvallender gebouwen aan dit plein zijn het neoklassieke Stadhuis (1904) en het imposante secessiegebouw de Zwarte Adelaar ( Vulturul Negrul ) een hotel en winkelpassage uit 1908 ( architecten : Marcell Komor en Dezsö Jakab).

Op de andere oever van de rivier ligt het Ferdinandplein waar zich de beroemde koffiehuizen bevonden en waar het Staatstheater staat een eclectisch bouwwerk naar Boedapests voorbeeld (1900). Op dit plein begint de voornaamste winkelstraat (Calea Republicii) die eveneens monumentale panden biedt.

De synagoge van Oradea (1890 Moorse stijl) is nog in gebuik en staat aan de rivier.

De burcht wordt voor militaire doeleinden gebruikt.

De bloeitijd van Oradea ligt nog geen eeuw achter ons. In de periode van circa 1850 tot de Eerste Wereldoorlog maakte de stad een stormachtige ontwikkeling door. Oradea was in 1910 qua inwonertal de zevende stad van Hongarije maar in feite waren er maar drie steden ( Boedapest Bratislava en Zagreb ) die belangrijker waren. In 1906 kreeg de stad een tramnet al snel het uitgebreidste in de provincie. In 1895 kreeg de stad waterleiding in 1903 een elektriciteitsnet. Zeven jaar lang gebruikte behalve Boedapest geen stad in Hongarije zoveel stroom. Ook qua bevolkingsdichtheid bezette de stad de tweede plaats.

Oorspronkelijk had Oradea alleen alcoholindustrie. Daar werden vele andere industrieën aan toegevoegd.

Oradea had een bloeiend cultureel leven en beroemde koffiehuizen. De Hongaarse dichter Endre Ady werkte er als journalist.

Deze bloeiperiode wordt weerspiegeld in de vele prominente gebouwen in secessiestijlen.

Bezienswaardigheden

  • De Italiaanse katholieke kathedraal
  • Het districtsmuseum (gevestigd in het paleis met de 365 vensters)
  • Winkelcentrum de “Zwarte Adelaar”, mooie jugendstil gebouw in het centrum
  • Het barokke theater
  • De districtbibliotheek tegenover het winkelcentrum
    Hotel Astoria
  • De kathedralen aan het grote plein
  • De synagoge aan de Crisul Repede
  • Het stadhuis

 

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.