1999: Ik was weer terug in Roemeniė.

Roemeniė! Augustus 1999

Lees eerst: Hoe het allemaal begon

Augustus 1999. Ik was weer terug in Roemeniė.

Wat had ik alles en iedereen gemist daar, het weerzien met Angela en Nicolae was grandioos en wederom werd ik vol enthousiasme meegesleept naar hun autootje op de parkeerplaats van het vliegveld Otopeni.

Enige veranderingen waren toch wel zichtbaar. Er stonden minder Trabantjes, de houten karren waren blijkbaar verbannen en er stonden meerdere auto’s van bekende merken. Zelfs de stoere politie-agenten die vier jaar geleden overal rondliepen leken in aantal te zijn gehalveerd. De geweren hingen nu over de schouders, in plaats van in de aanslag gericht op verbaasde Westerlingen!

De rit naar hun flatje in Boekarest was echter nog net zo boeiend als 4 jaar geleden. Aan het straatbeeld dat ik me kon herinneren was niet veel veranderd, alleen was het verkeer wat chaotischer, de mensen waren iets beter gekleed en de stoepen waren wat schoner. De bedelaars echter waren nog in al hun haveloze glorie alom aanwezig. Er reden ook beduidend meer “betere” auto’s rond. Tja, het ging misschien een heel klein ietsje pietsje beter in Boekarest, de verandering was subtiel, maar voor mij toch wel duidelijk.

Schuchter werd mij gevraagd wat ik wilde: nog een dag of 2 in Boekarest blijven, of meteen door naar Bradetu. Nou, daar hoefde ik natuurlijk niet over na te denken, ik wilde meteen naar “huis”, tot grote hilariteit van Angela en Nae (afkorting van Nicolae). Eerlijk gezegd waren die 2 dolblij dat ik ook de stad uit wilde, want in Bradetu was inmiddels hun vakantie-huisje bewoonbaar en ze zaten veel liever daar dan in de stoffige hete stad. Hun bagage moest echter nog even opgehaald worden thuis, en daar ging ik weer met samengeknepen knietjes in het nu nog gammelere liftje naar 10 hoog. Even wat drinken, opfrissen en weer naar beneden met die rotlift. En daar gingen we, in de avondschemering de stad weer uit en het land weer in.

Na een dolle rit van 2 uur kwamen we dan eindelijk “thuis”. Het was inmiddels pikkedonker, het hele dorp was al met de kippen op stok gegaan (dus helemaal uitgestorven), maar dat kon de pret niet drukken. Ik was er weer! Oma Eugenia (de moeder van Angela) was aan de hitte van Boekarest ontsnapt en zat vol ongeduld op ons te wachten met een tafel vol eten. Wat was ze blij, het Hollandse kind was weer thuis en de familie was in haar ogen compleet. Ik was ook blij haar weer te zien, het is zo’n schat van een mens.

De volgende morgen vroeg werd ik uit bed gesleurd voor een lekker ontbijtje op het terras. Zwarte koffie met prut, vers brood, een stukje kaas en een soort van salade, vers uit de tuin.

Ze hadden grootse plannen voor die dag, een ritje naar de machtige Vidraru-stuwdam en het enorme Vidraru-meer. Ik kreeg niet eens de kans om mijn vrienden in het dorp eerst gedag te zeggen. Het was prachtig mooi weer en daar moesten we maar van genieten.

Na een schitterende rit door de Arges-vallei kwamen we bij de grootste stuwdam die ik ooit in mijn leven had gezien. Wat een kolosaal ding zeg!

Het uitzicht was helemaal goed te bewonderen vanaf een oude, roestige uitkijktoren. Angela durfde het niet aan om naar boven te gaan, was bang dat de verroeste traptreden het zouden begeven. Nae en ik zijn echter stoer naar bovengelopen. Inderdaad moest er af een toe een trede worden overgeslagen omdat die weggeroest was, maar verder was het nog wel te doen.

Ik was blij dat ik heelhuids bovenkwam, het uitzicht was adembenemend en mijn conditie ver beneden peil, maar dat mocht de pret niet drukken! Het was de moeite waard.

De reis ging verder, door onherbergzaam gebied naar het afgelegen bergdorpje Corbi. De auto kreeg het zwaar te verduren, geen verharde wegen, steenslag en diepe kuilen. Het vergde veel concentratie van Nae, want als je daar panne krijgt met de tuut kan je het schudden. Gelukkig is Nae heel wat gewend en stuurde de auto veilig over de stenen. In Corbi is een heel klein kerkje in de rotsen gebouwd en dat moest bewonderd worden. Was heel apart, maar ik was meer geļnteresseerd in het dorpje zelf. Het leek wel of ik in een tijdmachine was gestapt en flink in de tijd was teruggegaan. Het enige teken van beschaving waren een paar electriciteitsdraden. De varkens liepen op straat wat rond te schooieren en het enige “vervoermiddel” wat ik daar zag was een ezeltje met een non erop. Toen ze mijn fototoestel zag moest ze dan ook meteen op de foto en wij werden in haar huisje uitgenodigd voor een glaasje water. Wij beperkten ons echter tot het bankje voor de deur en hebben even lekker met haar zitten babbelen.

De reis ging verder, ik had nog graag even willen blijven hangen in het pittoreske  Corbi, maar Angela wilde de volksheldin van Roemeniė bezoeken in het verderop gelegen gehucht Nucusoara. Na nog een nierschuddende rit kwamen we uitgeput aan bij dit  geļsoleerde groepje huizen, en werden hartelijk verwelkomt door de 88 jarige verzetsheldin Elisabeta Rizea en haar dochter. We werden meteen naar binnen gehaald, kregen gogosi (een soort zoete oliebollen) en wat te drinken en Elisabeta vertelde in geuren en kleuren haar levensgeschiedenis. Wat een vrouwtje was dat zeg. Het lijfje wilde niet meer maar het koppie was des te scherper. Ze kon zich alles nog herinneren van vroeger. Ze was dolblij met ons bezoek en zeer vereerd dat er nog mensen waren die  van haar bestaan wisten, en ze liet ons na een paar uur met tegenzin weer gaan. Ik ben blij dat ik die dag bij haar ben geweest, in 2001 is ze overleden.

De dagen daarna bleven we in Bradetu. Ik had het veel te druk met visites afleggen, want iedereen in het gehucht wachtte vol ongeduld totdat ik hun stulpjes weer betrad, deze keer afgeladen met cadeautjes voor alle “familie”. Natuurlijk waren Constanza en Alexandru als eerste aan de beurt, snikkend en snotterend vlogen ze om mijn nek en waren niet van plan mij te “delen” met de rest van het dorp. Voor het goede fatsoen werd ik uiteindelijk vrijgelaten maar het ging niet van harte.

Op 11 augustus was er de beroemde zonsverduistering. De weg door Bradetu stroomde vol met dorpelingen, want iedereen wilde dit natuurfenomeen natuurlijk meemaken. Het was een stralende dag, lekker warm, geen vuiltje aan de lucht. Constanza en Alexandru echter waren niet in hun normale doen. Ze waren bang voor de maan over de zon, “daar kwam rottigheid van”. Ze waren niet op te vrolijken en waren al voor dat de zonsverduistering begon, in hun huisje verdwenen. De stedelingen die vrolijk op de weg zaten met hun speciale brilletjes noemden het nog schertsend “boerenbijgeloof”.

Enfin, de zonsverduistering kwam, heel langzaam werd het donkerder, de sterren kwamen te voorschijn om 2 uur ‘s-middags en uiteindelijk leek het wel nacht. En alles konden wij oh zo duidelijk zien. Het was vreemd, zelfs een beetje eng, en uiteindelijk haast buitenaards. Wij werden er stil van, de wereld om ons heen ook. Langzaam werd het weer licht, maar wat een vreemd licht was dat. Melkachtig, gelig, de zon scheen niet meer uitbundig en de warmte viel als een deken over ons heen.

De verdere middag bleef de atmosfeer vreemd, erg vreemd. Constanza en Alexandru lieten zich niet meer zien, de andere oudjes van het dorp waren inmiddels ook naar binnen “gevlucht” en wij zaten heerlijk in de zwoelte van de avond op het terras. Biertje, sigaretje, zoute stengeltjes. Het was vakantie dus waar zou je je druk om maken. De lucht begon in de verte wel wat dreigend te worden en boven de bergen werd het zwart. Ach, die bui hing ver weg en een zomerregentje was natuurlijk geen uitzondering.

Toen het eenmaal donker werd, begon er een lichtshow zoals ik nog nooit in mijn leven had gezien. Wij zaten eerste rang, het flitste geweldig daar in die bergen en het was fascinerend om te zien.

Helaas kwam het schip met zure appelen langzaam maar zeker dichterbij, de donder werd oorverdovend, de bliksem was overal om ons heen en het geheel werd beangstigend. Uiteindelijk moesten we op een holletje naar binnen, met de tafel en stoelen in ons kielzog.

Ik zal nooit het “boerenbijgeloof” meer in twijfel trekken. Wat ik die nacht daar in de bergen heb meegemaakt zal ik ook nooit meer vergeten. Het verse vakantiehuisje werd zwaar op de proef gesteld. De enorme hagelbuien kletterden met volle kracht op het zinken dak, donder en bliksem ongehoord fel, de electriciteit viel natuurlijk uit en de waterleiding hield het ook voor gezien. Het water gutste zo op mijn bed, de ramen klapperden alsof ze elk moment uit hun sponningen zouden springen en wij waren bang. Erg bang. Oma Eugenia lag bibberend en biddend onder de dekens van de slaapbank in de huiskamer, Nicolae liep met emmers en pannen rond te rennen omdat het overal lekte, Angela zocht naarstig naar een paar kaarsjes om nog wat licht te hebben en ik probeerde Eugenia rustig te krijgen. ‘s-Morgens vroeg ging de storm liggen, wij waren bekaf en bezorgd om de rest van het dorp. Het was een slagveld buiten. Overal ontwortelde bomen, het meestal zo rustige riviertje een kolkende, woedende stroom, kapotte huizen en vernielde oogsten op het land. Gelukkig was niemand gewond en gelaten werd de troep opgeruimd, dat kon er ook nog wel bij. Constanza en Alexandru hadden helemaal gelijk gekregen, de “rottigheid” had behoorlijk huisgehouden. Niet alleen bij ons in het dorp, nee, een groot deel van de omgeving had te kampen met veel schade en zelfs modderstromen.

In Bradetu werd wederom snotterend afscheid genomen, want we gingen nog een paar dagen toeren. Dit keer bracht de oude Dacia ons naar Sibiu, een mooi oud (van origine Saxisch) stadje. Veel musea, spotgoedkope leuke restaurantjes en mooie oude gebouwen. Ik vond het wel wat daar.

In een achteraf dorpje even buiten Sibiu, in het zeer pittoreske Rasinari, vonden we het pensionnetje van Petru Cioran. Voor een paar gulden per nacht, inclusief ontbijt en diner, was het een zalig plekje om te verblijven. We werden in de watten gelegd en helemaal in de huiselijke kring opgenomen. Geweldige mensen die Roemenen.

Rasinari zal ik nooit vergeten. Zo stil, geen stukje straat fatsoenlijk geplaveid, geen verkeer (behalve een paar wagens met paarden), en vriendelijke dorpelingen die allemaal spontaan een praatje aanknoopten met ons. Wij waren schijnbaar een welkome afwisseling in het zo stille dorpsleven.

Vanuit Rasinari konden we alle kanten op. Prachtige bergritten hebben we gemaakt en vooral het mooie middeleeuwse plaatsje Sighisoara uitgebreid bekeken. Sighisoara is mede beroemd om het geboortehuis van Vlad Tepes (Dracula) en er is een zeer lugubere citadel waar een soort van Dracula-museum in is gevestigd. Ik vond het wel wat daar, want ik ben gek op middeleeuws gedoe.

De volgende dag waren we terug in Boekarest. Ik moest ‘s-avonds weer op het vliegtuig terug naar huis. Maar voordat ik naar het vliegveld ging vonden we nog de tijd om het Parlementul Romaniei te bezoeken, want dat was nu opengesteld voor de toeristen. Ik heb mijn ogen uitgekeken daarbinnen, wat een overweldigende luxe en wat een geldverspilling. En wat enorm groot. Tja, de hele oude binnenstad van Boekarest was er voor platgegooid, dan heb je de ruimte he.

Ik zal wel nooit ophouden met me te verbazen over Roemeniė, enorme patserigheid in de hoofdstad en schrijnende armoede op het platteland. Je moet het maar over je heen laten komen, dat is het beste.

Angela, Nicolae si Romania, a fost foarte frumos si la revedere (het was hartstikke leuk en tot ziens). Ik had weer met volle teugen genoten!

Lees verder over mijn weerzien in Roemeniė 2002